Foto: Universiteitsmuseum Groningen

Foto: Universiteitsmuseum Groningen

In de jaren na 1850 specialiseert de geneeskunde zich steeds meer. Ontdekkingen en verbeteringen op het gebied van fysiologie, bacteriologie en techniek zorgen ervoor dat zich diverse aandachtsgebieden van de drie oude specialismen heelkunde, inwendige ziekten en verloskunde afsplitsen. Oogheelkunde is daar een voorbeeld van. Pionier is F.C. Donders in Utrecht. In 1875 wordt M.E. Mulder de eerste oogarts in Groningen, in 1878 is hij de eerste privaatdocent en een jaar later stichtte hij zijn Inrichting voor Ooglijders in Groningen.

Nieuwe specialismen brengen veel noviteiten voort. Nieuwe apparatuur voor diagnostiek en behandeling wordt geïntroduceerd op basis van verbeterde technieken en met een verhoogd gebruiksgemak. Ook Mulder liet zich niet onbetuigd. In 1903 beschreef hij in de Klinische Monatsblätter für Augenheilkunde zijn verbeterde astigmometer.

Het apparaat, dat tegenwoordig oftalmometer wordt genoemd, bestond uit twee lange latten waarop lenzen gemonteerd waren die gedraaid en verschoven konden worden. Daarmee kon de oogarts de kromming van het hoornvlies meten en bepalen welke lens voor de patiënt geschikt was. De meerwaarde van Mulders toestel ten opzichte van voorgaande apparaten lag volgens hem in de mogelijkheid dat de arts de lens precies kon draaien en fixeren en het feit dat hij grotere lenzen gebruikte, waardoor de patiënt goed kon zien welke de meest geschikte was.