De Delftse hoogleraar microbiologie Martinus Beijerinck (1851-1931) was niet bepaald een lachebek. Melancholisch en mopperend sleepte hij zich door zijn laboratorium. Toch bezat hij een grote passie voor de wetenschap. Bij onderzoek naar bepaalde plantenziekten stuitte hij op een microbiologische boosdoener die veel kleiner moest zijn dan een bacterie. Bovendien kon deze zich alleen maar in een gastheer voortplanten. Beijerinck vond aldus een aantal kenmerkende eigenschappen van wat later virussen zijn genoemd. Terecht wordt hij als een van ontdekkers ervan beschouwd, al kreeg hij nog geen correct beeld van het nieuwe ‘levensprincipe’.

Deze bacterieplaat uit 1930 behoort tot de collectie van Museum Boerhaave in Leiden.