Met behulp van dit model was het mogelijk precies te lokaliseren waar op de menselijke schedel de specifieke talenten zich in de vorm van een knobbel toonden De eventuele aanwezigheid van een talen- of wiskundeknobbel werd zo gemakkelijk af te lezen. Het model komt voort uit de frenologie, een achttiende-eeuwse wetenschap. Grondlegger van de frenologie was Franz Joseph Gall (1758-1828). Gall meende, dat aanleg en karakter van de mens bepaald worden door de groei van bepaalde hersendelen. Dit zou de vorm van de schedel beïnvloeden: bepaalde knobbels staan voor bepaalde eigenschappen. Zo zouden de mate van voortplantingsdrift en moederliefde af te lezen zijn aan de vorm van het achterhoofd. Intelligentie en de aanleg voor talen en exacte wetenschappen zouden de vorm van het voorste deel van de hersenschors bepalen.

Gall bracht ooit een bezoek aan Pieter de Riemer, zijn Groningse collega. In De Riemer’s museum wees Gall twee schedels aan, waarbij hij tekenen van diefstal en moord waarnam. In het bijzijn van andere hooggeleerde medici werd Gall door De Riemer op zijn fout gewezen: het ging om schedels van normale, eenvoudige mensen. Ook bezocht Gall de Leidse hoogleraar Brugmans. De schedels die Gall in Leiden ‘duidde’ worden nog steeds bewaard in de collectie van het Anatomisch Museum LUMC. De denkbeelden van Gall stuitten op veel weerstand in wetenschappelijke kringen. In 1802 werd zijn theorie in Oostenrijk zelfs verboden. Ook Napoleon zou ernstig bezwaar gemaakt hebben tegen de theorie van Gall, vooral omdat hij er op basis van deze theorie er waarschijnlijk niet zo goed af zou komen. Pas in de periode tussen 1820 en 1830, toen er meer hersenonderzoek gedaan werd, werd bewezen dat de hersenfuncties globaler verdeeld waren dan Gall beweerde. De Fransman Broca veegde later de onderbouwing van de theorie van Gall voorgoed van tafel.

Dit frenologisch model uit de periode 1820-1850 behoort tot de collectie onderwijsmiddelen geneeskunde van het Universiteitsmuseum Utrecht.