De verloskunde hoorde tot het werkterrein van de chirurgijn. Als er bij een bevalling complicaties optraden moest hij er in de hoedanigheid van vroedmeester bij worden gehaald. De Amsterdamse chirurgijn en vroedmeester Hendrik van Roonhuysen dankte aan dit onderdeel van zijn vak zelfs zijn roem en een groot deel van zijn inkomen. Als hij bij een moeizame bevalling werd geroepen, kon hij bijna altijd het kind- zij het in de meeste gevallen dood – geboren laten worden. De moeder bleef hierdoor gespaard. Hoe Van Roonhuysen dat deed bleef lange tijd een groot raadsel. Als vroedmeester kon je dit ‘Roohuysiaanse geheim’ alleen voor een aanzienlijk bedrag kopen. Meer dan zeventig jaar na zijn overlijden werd het geheim onthuld: het bleek een ijzeren instrument (in sommige gevallen bekleed met leer) dat achter de kaaklijn van het kind werd geplaatst en als hefboom gebruikt kon worden. Deze verloskundige hefboom stamt uit circa 1675.