Deze vier verlostangen uit de verloskundige collectie zijn te zien in het stafgebied van de afdeling verloskunde-gynaecologie van het AMC. Ze bestrijken met hun historie een periode van bijna 200 jaar. In deze periode, maar ook al daarvoor, heeft de verloskunde een enorme ontwikkeling doorgemaakt.
Aanvankelijk waren vroedvrouwen ongeschoold: hun kennis en ervaring deden ze op in de praktijk. In Groningen werd al in de 17e eeuw een vroedvrouwenschool opgericht. Amsterdam volgde pas veel later: in 1861 opende daar de Rijkskweekschool voor Vroedvrouwen.
Lange tijd was het uitgangspunt in de vroege verloskunde, dat het kind zonder hulpmiddelen geboren moest worden, als een kuiken dat uit het ei kruipt. Dat veranderde langzaam na de ontwikkeling van de eerste verlostang, in 1720 door heel- en verloskundige Peter Chamberlen. Daarna ontwikkelden talloze verloskundigen al dan niet verbeterde tangen, die ze hun eigen naam meegaven.
Zo zien we hier achtereenvolgens de ’tang van Smellie’ (1754), de ’tang van Mursinna’ (1803), de ’tang van Tarnier’ (1877) en de ’tang van Tholen’ (1933). Hoewel we inmiddels ook de vacuümverlossing kennen (met een zuignap op het hoofd) werd in 1998 bij nog altijd 3,2% van de ziekenhuisverlossingen gebruik gemaakt van de verlostang.