De twee schedels op de voorgrond zijn afkomstig van een kind (links) en een volwassen man (rechts) met een waterhoofd (hydrocefalie). Een waterhoofd ontstaat wanneer de normale circulatie van hersenvocht (liquor) tussen de hersenen en ruggenmerg is verstoord. Door de aanmaak van hersenvocht ontstaat er geleidelijk steeds meer vocht in de hersenholten, dat niet meer goed kan worden afgevoerd. Zo worden de hersenen naar buiten gedrukt. Bij kinderen met nog enigszins losliggende schedeldelen leidt dit tot een toename van de hoofdomvang.

De linkerschedel is van een kind van 18 maanden oud. De grote fontanel toont dat de schedel nooit volledig heeft kunnen dichtgroeien. De rechterschedel is van een volwassen man, die uiteindelijk 32 jaar oud geworden is. Zijn wervelkolom was misvormd, doordat zijn lichaam het gewicht van zijn hoofd nauwelijks kon dragen. Zijn familieleden meenden dat ze zijn hoofd elke maand zagen groeien, totdat deze een uiteindelijke omvang van 66 centimeter bereikte.

De schedels in het Museum Vrolik in Amsterdam zijn afkomstig uit de collectie van Willem Vrolik (1801-1863), een ware pionier op het gebied van de teratologie (leer van de aangeboren afwijkingen). In zijn boek Tabulae ad illustrandum embryogenesin hominis et mammaliumtam naturalem quam abnormem beschrijft hij de normale en abnormale ontwikkeling bij mensen en andere zoogdieren in Latijn en Nederlands. Deze beschrijvingen zijn voorzien van afbeeldingen. Op deze manier hoopte Vrolik zijn bevindingen ook in het buitenland toegankelijk te maken.