Dr. Jacobus Hovius (1710-1786) was geneesheer in het Amsterdamse Buitengasthuis. Dit ziekenhuis was de tegenhanger van het Binnengasthuis, dat zich midden in de stad bevond. Zoals de naam al aangeeft bevond het Buitengasthuis zich aanvankelijk ver buiten de stad. Het was dan ook bedoeld als opvanghuis voor besmettelijke ziekten annex psychiatrische inrichting of ‘Dolhuys’.

Hovius legde een grote studieverzameling door ziekten aangetaste beenderen aan. Toen hij op leeftijd kwam, werd de collectie overgedragen aan het Amsterdamse chirurgijnsgilde. In 1771 liet de gemeente een enorme kast vervaardigen voor opslag van de verzameling beenderen. Deze kast werd in de Gildekamer van de chirurgijns in het Waaggebouw aan de Nieuwmarkt geplaatst. Andreas Bonn (1738-1817), hoogleraar anatomie aan de Amsterdamse universiteit, beschreef de collectie beenderen in 1788 in een catalogus, de: Descriptio thesauri ossium morbosum Hoviani, waarvan de hier getoonde verzameling platen een toevoeging was.