Het elektrocardiogram (hartfilmpje) maakt gebruik van de elektrische stroompjes waarmee het samentrekken van de hartspier gepaard gaat. De registratie hiervan levert een accurate weergave van de hartslag. De Leidse hoogleraar Willem Einthoven (1860-1927; Nobelprijs 1924) ontwikkelde in 1901 als eerste een opstelling waarmee een ECG kan worden gemaakt.

De belangrijkste uitdaging voor Einthoven was om een spanningsmeter te ontwikkelen, waarmee hij de minieme en snel veranderlijke elektrische stroompjes kon meten. Hij construeerde hiertoe zijn ‘snaargalvanometer’. Deze bezit een dunne snaar van verzilverd of verguld kwarts. De elektrische hartstroompjes lopen door de snaar. Doordat de snaar tussen magneten hangt, gaat deze trillen bij veranderingen in de elektrische stroom (vanwege de lorentzkracht). De projectie en het fotografisch vastleggen van de trillende snaar levert het ECG.

Deze snaargalvanometer uit 1901 is onderdeel van de collectie van Museum Boerhaave in Leiden.